Hoe olielobbyisten hun stempel
drukken op een plasticakkoord

Het is erop of eronder bij de plastictop: lukt het 184 landen een akkoord te sluiten? Dat werd vorig jaar december al verwacht, maar de landen kwamen er toen niet uit.

Opnieuw geen akkoord - er waren vijf eerdere bijeenkomsten - betekent een enorme blunder voor zowel organisator VN als de diplomatie. De grootste splijtzwam is een limiet voor de productie van nieuw plastic. Dat wil 'de coalitie van grote ambitie', waarin 100 landen zich hebben verenigd.

Olielanden en oliebedrijven - plastic wordt gemaakt van ruwe olie - verzetten zich daartegen en zien de oplossing in recycling. Al staat dat nu nog in de kinderschoenen: minder dan 10 procent van het plastic wordt gerecycled.

Nu de wereld langzaam overgaat naar vervoer op basis van groene energie, zal naar verwachting plastic de belangrijkste aanjager van de vraag naar olie worden. Dus stroomde Genève de afgelopen weken vol met olielobbyisten om een productielimiet tegen te houden.

Waarom is zo'n limiet volgens die ambitieuze groep landen nodig?

Voor een deel van het antwoord kijken we naar deze woonkamer uit de jaren 50. Wat opvalt: daarin zijn nauwelijks producten van plastic te zien. En dat is inmiddels wel anders.

Deze tv bestaat inmiddels deels uit epoxy.

Deze plasticvezels uit aardolie worden gemaakt bij temperaturen tussen de 1300 en 2000 graden. Er is dus veel energie nodig om het te maken en daarnaast is het nauwelijks te recyclen.

Ook andere producten in woonkamers van nu kunnen epoxy bevatten.

Denk aan gameconsoles, laptops, wifi-routers, design-salontafels, epoxy-gietvloeren, enzovoort.

Deze vloer is gemaakt van polyvinylchloride, beter bekend als pvc.

Bij het maken worden naast chloor ook weekmakers gebruikt, die slecht zijn voor je gezondheid. Ze verminderen bijvoorbeeld de vruchtbaarheid van mensen.

Ook is pvc moeilijk te recyclen. Als het verbrand wordt, komen de giftige stoffen vrij.

Pvc vind je verder in kozijnen, schuifpuien, elektriciteitsdraden en -buizen, stroomkabels en stekkers, jaloezieën, noem maar op.

Wellicht verrassend: in veel vloerkleden zit tegenwoordig nylon, een kunststof om slijtage tegen te gaan. Het maken ervan kost veel energie.

Nylon vergaat nooit, maar breekt af in nano- en microplastics. Daarvan zwerven al miljoenen tonnen rond in de oceaan - waar de effecten steeds duidelijker van worden. Plankton neemt er bijvoorbeeld minder CO2 door op.

Nylon zit in: pluggen voor schroeven, bekleding van stoelen of banken, sierkussens en bijvoorbeeld kledingstukken.

De meest voorkomende plasticsoort is polyethyleentereftalaat, oftewel PET. Het welbekende dunne, vaak doorzichtige plastic.

In productie minder vervuilend dan andere plastics - maar toch is het een van de grootste vervuilers, omdat het meeste plastic verpakking is die je maar één keer gebruikt.

En ook dit is van plastic: lampenkappen en led-verlichting, klokken, lijsten en het plexiglas daarin.

Maar ook designstoelen, afstandsbedieningen, speakers, sneakers en fleecedekentjes. Ga zo maar door. Sinds de introductie van plastic in ons dagelijks leven is de productie ervan zeker 200 keer zo groot geworden.

Als de negatieve impact van plastic op gezondheid, milieu en klimaat zo duidelijk is, waarom lukt het landen dan niet afspraken te maken over de inperking ervan?

Niet alle plastic is 'slecht'. Denk aan plastic waardoor voedsel langer goed blijft, beschermend licht verpakkingsmateriaal of medische toepassingen zoals katheters of gewrichtsprotheses. Maar de bulk verpakkingsplastic belandt nog altijd kort na aankoop in de prullenbak.

Nieuw plastic blijft spotgoedkoop om te maken. Deze sector, met een omzet van 600 miljard euro per jaar, groeit - vooral in de olieproducerende landen. Landen met veel olie als Saudi-Arabië, Iran, Verenigde Staten, Rusland, China, Qatar en Brazilië zien dan ook geen oplossing in een limiet op nieuw plastic, maar in recycling.

Ook oliebedrijven begeven zich steeds meer in de plastic business en daarom hebben en openen Shell, Chevron en ExxonMobil plasticfabrieken. Het Saudische staatsoliebedrijf Saudi Aramco verwacht dat rond 2030 zo'n derde van hun olie zal gaan naar plastic en andere chemische productie.

Daarom voeren de olieliefhebbers de druk op bij plasticconferenties, zoals die van deze week.

Olielobbyisten betalen volgens Britse krant The Guardian regeringen om als afgevaardigde mee te mogen. Zij mogen daardoor bepaalde vergaderingen bijwonen waar eigenlijk alleen landen aanwezig mogen zijn - wetenschappers en ngo's zijn hier uitgesloten.

Volgens onderzoek van het Center for International Environmental Law hadden zich voor de laatste ronde van onderhandelingen 234 lobbyisten van de fossiele en chemische industrie ingetekend, dat is meer dan het aantal aanwezige landen. Voor landen uit het globale zuiden, die veel met plasticvervuiling te maken hebben, zijn dit soort toppen heel duur. Die zijn dus in mindere mate aanwezig.

Sommige olielobbyisten gaan zo ver dat wetenschappers en ngo's zelfs spreken van intimidatie. Wetenschappers plakken hun telefoon of laptop af, zodat niemand kan meelezen. In zaaltjes worden hun onderzoeken naar de gevolgen van plastic openlijk in twijfel getrokken. Verschillende aanwezigen die de NOS heeft gesproken, bevestigen deze verhalen.

Maar ook andere landen zijn uitgesproken, alleen dan juist over een limiet. Landen die veel te maken hebben met (aangespoeld) plastic, die wel de lasten (vervuiling) maar niet de lusten (geld) hebben.

Panama, Mexico, kleine eilandstaten, Frankrijk, Noorwegen en gastland Zwitserland zijn bijvoorbeeld landen die graag een sterk akkoord zien. Die zeggen: als er minder plastic wordt gemaakt, dan is er ook minder afval en milieuvervuiling.

Vandaag zal duidelijk worden of een akkoord mogelijk is en wie aan het langste eind heeft getrokken. En of in de toekomst deze woonkamer straks meer of minder plastic zal bevatten.

Colofon

Dit is een productie van klimaatredacteur Charlotte Klein, design door Thijs Geritz.